Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0129

Datum uitspraak2008-04-17
Datum gepubliceerd2008-04-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.602968-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

gemotiveerde vrijspraak


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummer: 07.602968-06 Datum: 17 april 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], [geboortedatum] [woonplaats] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F. Dijkers, advocaat te Almere. De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, heeft ter terechtzitting gevorderd de vrijspraak van de verdachte ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde en de veroordeling van verdachte ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde tot een geldboete van € 300,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis, alsmede niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS De verdachte dient van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Diverse getuigen verklaren dat zij weliswaar op 11 augustus 2006 te Dronten hebben waargenomen dat de verdachte en [slac[slachtoffer] aan het bekvechten waren, maar dat zij niets hebben gezien van een fysieke confrontatie tussen verdachte en die [slachtoffer]. Alleen [getuige], die zich op dat moment in de auto van [slachtoffer] bevond, bevestigt in dit opzicht de aangifte van [slachtoffer]. De rechtbank acht deze verklaring echter niet geloofwaardig. De overige getuigen bevonden zich op een zodanige afstand van het voertuig van [slachtoffer] dat, wanneer er sprake zou zijn geweest van een fysieke confrontatie, ook zij dit zouden moeten hebben waargenomen. Nu zij daarover niets verklaren, heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat de verdachte fysiek geweld heeft toegepast ten aanzien van [slachtoffer]. De rechtbank overweegt voorts dat de politie, die de aangifte van [slachtoffer] dezelfde dag nog heeft opgenomen, niets heeft opgemerkt in het proces-verbaal ten aanzien van enig letsel aan de hals/keel van die [slachtoffer]. Eerst tien dagen na het ongeval is [slachtoffer] naar een arts gegaan die -blijkens de medische informatie die zich in het dossier bevindt- letsel heeft geconstateerd aan de hals/keel van [slachtoffer] . Het causale verband tussen dat geconstateerde letsel en de vermeende confrontatie met de verdachte op 11 augustus 2008 kan ook daardoor niet worden aangetoond. OPLEGGING VAN MAATREGEL Benadeelde partij Nu uit het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, kan ook de schade die de benadeelde partij heeft geleden niet aan de verdachte worden toegerekend. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is. BESLISSING Het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slac[slachtoffer] in zijn vordering niet ontvankelijk is. Aldus gewezen door mr. G.E.A. Neppelenbroek, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en M.A. Wijnands-Veninga, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2008.